Post considerationem eorum quae pertinent ad mysteria verbi incarnati, considerandum
est de Ecclesiae sacramentis, quae ab ipso verbo incarnato efficaciam habent. Et prima
consideratio erit de sacramentis in communi; secunda de unoquoque sacramentorum in
speciali. Circa primum quinque consideranda sunt, primo, quid sit sacramentum; secundo,
de necessitate sacramentorum; tertio, de effectibus sacramentorum; quarto, de causa
eorum; quinto, de numero. Circa primum quaeruntur octo. Primo, utrum sacramentum
sit in genere signi. Secundo, utrum omne signum rei sacrae sit sacramentum. Tertio,
utrum sacramentum sit signum unius rei tantum, vel plurium. Quarto, utrum sacramentum
sit signum quod est res sensibilis. Quinto, utrum ad sacramentum requiratur determinata
res sensibilis. Sexto, utrum ad sacramentum requiratur significatio quae est per
verba. Septimo, utrum requirantur determinata verba. Octavo, utrum illis verbis
possit aliquid addi vel subtrahi. (IIIa q. 60 pr.)
Na de geheimen beschouwd te hebben van het Mensgeworden Woord, moeten we over de Sacramenten
van de Heilige Kerk, die hun werkdadigheid van het Mensgeworden Woord ontvangen, handelen.
Daartoe zullen we eerst de Sacramenten beschouwen In het algemeen, daarna ieder Sacrament
in het bijzonder. In onze verhandeling over de Sacramenten in het algemeen, moeten
we vijf vraagstukken behandelen: 1. Wat is een Sacrament? 2. De noodzakelijkheid van
de Sacramenten. 3. De uitwerking van de Sacramenten. 4. De oorzaak van de Sacramenten.
5. Het getal van de Sacramenten. Met betrekking tot het eerste vraagstuk stellen we
acht vragen: 1. Is het Sacrament een teken? 2. Zijn alle heilige tekenen Sacramenten?
3. Betekent een Sacrament verschillende zaken, ofwel één zaak alleen? 4. Is het teken
van een Sacrament iets stoffelijks? 5. Is het vereist, dat dit stoffelijk teken bepaald
wordt? 6. Is het voor een Sacrament nodig woorden te gebruiken die het teken verklaren?
7. Worden daartoe geijkte uitdrukkingen vereist? 8. Mag men aan die woorden iets toevoegen
of er iets van weg laten?
Articulus 1. Zijn alle heilige tekens Sacramenten?
Ad primum sic proceditur. Videtur quod sacramentum non sit in genere signi. Videtur
enim sacramentum dici a sacrando, sicut medicamentum a medicando. Sed hoc magis videtur
pertinere ad rationem causae quam ad rationem signi. Ergo sacramentum magis est in
genere causae quam in genere signi. (IIIa q. 60 a. 1 arg. 1)
1 — Men beweert, dat het sacrament geen teken is. Het woord sacrament immers moet afgeleid
worden van het woord sacreren, zoals geneesmiddel van genezen. Welnu, dat komt eerder
toe aan een oorzaak dan aan een teken, en bijgevolg is een sacrament eerder een oorzaak
dan een teken.
Praeterea, sacramentum videtur occultum aliquid significare, secundum illud Tob. XII,
sacramentum regis abscondere bonum est; et Ephes. III, quae sit dispensatio sacramenti
absconditi a saeculis in Deo. Sed id quod est absconditum, videtur esse contra rationem
signi, nam signum est quod, praeter speciem quam sensibus ingerit, facit aliquid aliud
in cognitionem venire, ut patet per Augustinum, in II de Doct. Christ. Ergo videtur
quod sacramentum non sit in genere signi. (IIIa q. 60 a. 1 arg. 2)
2 — Het woord sacrament betekent iets geheimzinnigs, volgens de woorden uit het Boek Tobias
(12, 7): « Het Sacrament van een koning verborgen houden is goed », en uit de Brief
aan de Efeziërs (3, 9): « En het bestel te doen zien van het heilsgeheim, dat van
eeuwigheid verborgen was in God. » Welnu wat verborgen is, is strijdig met het wezen
van het teken, want een teken is iets, wat buiten het beeld, dat het in onze zinnen
voortbrengt, ook tot de kennis doet komen van iets anders, zoals blijkt uit hetgeen
Augustinus schrijft in zijn Boek « Over de christelijke leer » (2e B., 1e H.). Een
sacrament is dus geen teken.
Praeterea, iuramentum quandoque sacramentum nominatur, dicitur enim in decretis, XXII
Caus., qu. V, parvuli qui sine aetate rationabili sunt, non cogantur iurare, et qui
semel periuratus fuerit, nec testis sit post hoc, nec ad sacramentum, idest ad iuramentum,
accedat. Sed iuramentum non pertinet ad rationem signi. Ergo videtur quod sacramentum
non sit in genere signi. (IIIa q. 60 a. 1 arg. 3)
3 — Soms noemt men een eed ook sacrament. In de Decretalen toch (22, Kw. 3, 14e H.) lezen
we: « De kinderen, die de jaren van verstand nog niet bereikt hebben, mogen niet gedwongen
worden tot eedaflegging, en hij die eenmaal meinedig was, mag geen getuige meer zijn
noch opgeroepen worden tot het sacrament d. i. tot de eedaflegging. Welnu een eed
is geen teken. Dus is een sacrament geen teken.
Sed contra est quod Augustinus dicit, in X de Civ. Dei, sacrificium visibile invisibilis
sacrificii sacramentum, idest sacrum signum, est. (IIIa q. 60 a. 1 s. c.)
Daartegenover staat echter wat Augustinus zegt in zijn Boek De Stad Gods (10e B.,
5e H.): « Het zichtbaar offer is het Sacrament, dit is het heilig teken van het onzichtbaar
offer. »
Respondeo dicendum quod omnia quae habent ordinem ad unum aliquid, licet diversimode,
ab illo denominari possunt, sicut a sanitate quae est in animali, denominatur sanum
non solum animal, quod est sanitatis subiectum, sed dicitur medicina sana inquantum
est sanitatis effectiva, diaeta vero inquantum est conservativa eiusdem, et urina
inquantum est significativa ipsius. Sic igitur sacramentum potest aliquid dici vel
quia in se habet aliquam sanctitatem occultam, et secundum hoc sacramentum idem est
quod sacrum secretum, vel quia habet aliquem ordinem ad hanc sanctitatem, vel causae
vel signi vel secundum quamcumque aliam habitudinem. Specialiter autem nunc loquimur
de sacramentis secundum quod important habitudinem signi. Et secundum hoc sacramentum
ponitur in genere signi. (IIIa q. 60 a. 1 co.)
Alles wat met iets anders in betrekking staat, hetzij dan ook op verschillende wijze,
kan naar dat andere genoemd worden. Zo noemt men niet alleen een dier gezond met het
oog op de gezondheid van het dier, het subject van de gezondheid, maar ook het geneesmiddel,
in zover het de gezondheid voortbrengt; het dieet, in zover het de gezondheid bewaart,
de urine, in zover zij er een teken van is. Zo ook wordt iets sacrament genoemd omdat
het in zich een verborgen heiligheid bevat (en volgens die betekenis is een sacrament
hetzelfde als een heilig geheim) ofwel omdat het zich tot die heiligheid verhoudt
als een oorzaak of een teken, of hoe dan ook. We spreken hier echter voornamelijk
over de sacramenten in zover ze zich tot iets anders verhouden als tekenen, en op
die wijze heeft het sacrament het karakter van een teken.
Ad primum ergo dicendum quod, quia medicina se habet ut causa effectiva sanitatis,
inde est quod omnia denominata a medicina dicuntur per ordinem ad unum primum agens,
et per hoc, medicamentum importat causalitatem quandam. Sed sanctitas, a qua denominatur
sacramentum, non significatur per modum causae efficientis, sed magis per modum causae
formalis vel finalis. Et ideo non oportet quod sacramentum semper importet causalitatem. (IIIa q. 60 a. 1 ad 1)
1 — De geneesmiddelen zijn de bewerkende oorzaak van de gezondheid, en daarom wordt alles
wat naar de geneesmiddelen genoemd wordt, gezegd met betrekking tot een eerste werkende
oorzaak; waarom dan ook een geneesmiddel een zeker oorzakelijkheidsverband insluit.
De heiligheid echter, naar welke een sacrament benoemd wordt, wordt niet opgevat als
een werkende oorzaak, doch eerder als een vormoorzaak of een eindoorzaak en daarom
is het niet vereist, dat een sacrament altijd een oorzakelijkheidsverband aanduidt.
Ad secundum dicendum quod ratio illa procedit secundum quod sacramentum idem est quod
sacrum secretum. Dicitur autem non solum Dei secretum, sed etiam regis, esse sacrum
et sacramentum. Quia secundum antiquos sancta vel sacrosancta dicebantur quaecumque
violari non licebat, sicut etiam muri civitatis, et personae in dignitatibus constitutae.
Et ideo illa secreta, sive divina sive humana, quae non licet violari quibuslibet
publicando, dicuntur sacra vel sacramenta. (IIIa q. 60 a. 1 ad 2)
2 — Die bedenking gaat op, voor zover een sacrament hetzelfde is als een heilig geheim,
want er wordt niet alleen gezegd, dat het geheim van God, maar ook van een koning
iets heiligs en een sacrament is. Alles immers wat niet mocht geschonden worden, werd
door de Ouden heilig en hoog heilig genoemd, zoals de versterkingen van een stad en
de hoogwaardigheidsbekleders. En daarom worden goddelijke en menselijke geheimen,
die niet mogen geschonden worden door ze aan eenieder te openbaren, heilige zaken
of sacramenten genoemd.
Ad tertium dicendum quod etiam iuramentum habet quandam habitudinem ad res sacras,
inquantum scilicet est quaedam contestatio facta per aliquod sacrum. Et secundum hoc
dicitur esse sacramentum, non eadem ratione qua nunc loquimur de sacramentis; non
tamen aequivoce sumpto nomine sacramenti, sed analogice, scilicet secundum diversam
habitudinem ad aliquid unum, quod est res sacra. (IIIa q. 60 a. 1 ad 3)
3 — Ook de eed staat in betrekking met heilige zaken omdat hij iets heiligs tot getuige
neemt. Overeenkomstig daarmee, zegt men, dat de eed een sacrament is, niet echter
in dezelfde zin als hier over de sacramenten gesproken wordt. Ook niet in een dubbelzinnige
betekenis, maar in een deels gelijke betekenis, dit is naar de verschillende verhoudingen
naar één en hetzelfde, nl. tot een heilige zaak.
Articulus 2. Betekent een Sacrament maar één enkele zaak?
Ad secundum sic proceditur. Videtur quod non omne signum rei sacrae sit sacramentum.
Omnes enim creaturae sensibiles sunt signa rerum sacrarum, secundum illud Rom. I,
invisibilia Dei per ea quae facta sunt intellecta conspiciuntur. Nec tamen omnes res
sensibiles possunt dici sacramenta. Non ergo omne signum rei sacrae est sacramentum. (IIIa q. 60 a. 2 arg. 1)
1 — Men beweert, dat niet alle heilige tekens sacramenten zijn. Alle stoffelijke schepselen
immers zijn tekenen van iets heiligs, want er staat geschreven in de Brief aan de
Romeinen (1, 20): « Want zijn (Gods) onzichtbaar Wezen is bij enig nadenken uit het
geschapene duidelijk te kennen. » Welnu men kan niet beweren, dat alle stoffelijke
dingen sacramenten zijn. Dus zijn niet alle heilige tekens sacramenten.
Praeterea, omnia quae in veteri lege fiebant, Christum figurabant, qui est sanctus
sanctorum, secundum illud I Cor. X, omnia in figura contingebant illis, et Coloss.
II, quae sunt umbra futurorum, corpus autem Christi. Nec tamen omnia gesta patrum
veteris testamenti, vel etiam omnes caeremoniae legis, sunt sacramenta, sed quaedam
specialiter, sicut in secunda parte habitum est. Ergo videtur quod non omne signum
sacrae rei sit sacramentum. (IIIa q. 60 a. 2 arg. 2)
2 — Alles wat in de oude wet geschiedde, was een voorafbeelding van Christus, die de Heilige
van de Heiligen is. In de Ie Brief aan de Korintiërs lezen we immers (10, 11): « Dit
alles nu overkwam hun als een voorafbeelding », en in de Brief aan de Colossenzen
(2, 17): « Deze dingen zijn slechts een schaduwbeeld van het toekomstige, maar de
werkelijkheid is van Christus.» en toch waren niet al de daden van de Oudvaders uit
het oude verbond, noch alle ceremoniën van de Wet sacramenten, maar enkel enige in
het bijzonder, zoals bewezen werd in het IIe Deel (Kw. 101, Art. 4). Dus zijn niet
alle heilige tekenen sacramenten.
Praeterea, etiam in novo testamento multa geruntur in signum alicuius rei sacrae,
quae tamen non dicuntur sacramenta, sicut aspersio aquae benedictae, consecratio altaris,
et consimilia. Non ergo omne signum rei sacrae est sacramentum. (IIIa q. 60 a. 2 arg. 3)
3 — Ook in het nieuw Verbond worden veel zaken aangegeven als tekenen van iets heiligs,
en toch zijn het geen sacramenten, zoals het besproeien met wijwater, de wijding van
een altaar, en van de gelijke. Dus zijn niet alle tekenen van iets heiligs sacramenten.
Sed contra est quod definitio convertitur cum definito. Sed quidam definiunt sacramentum
per hoc quod est sacrae rei signum, et hoc etiam videtur ex auctoritate Augustini
supra inducta. Ergo videtur quod omne signum rei sacrae sit sacramentum. (IIIa q. 60 a. 2 s. c.)
Daartegenover staat echter, dat een bepaling omkeerbaar is met het bepaalde. Welnu
sommigen bepalen het sacrament als een teken van een heilige zaak, en dit wordt bevestigd
door de woorden van Augustinus, die vroeger werden aangehaald (vorig Artikel) Dus
is ieder teken van iets heiligs een sacrament.
Respondeo dicendum quod signa dantur hominibus, quorum est per nota ad ignota pervenire.
Et ideo proprie dicitur sacramentum quod est signum alicuius rei sacrae ad homines
pertinentis, ut scilicet proprie dicatur sacramentum, secundum quod nunc de sacramentis
loquimur, quod est signum rei sacrae inquantum est sanctificans homines. (IIIa q. 60 a. 2 co.)
Tekenen worden eigenlijk door de mensen gebruikt, die immers door gekende zaken tot
de kennis komen van onbekende. Het woord sacrament wordt dus in eigenlijke zin gebruikt
om een teken aan te duiden van een heilige zaak, die de mens aanbelangt. Zoals we
hier spreken over sacramenten, is een sacrament in eigenlijke zin een teken van een
heilige zaak, in zover deze de mensen heiligt.
Ad primum ergo dicendum quod creaturae sensibiles significant aliquid sacrum, scilicet
sapientiam et bonitatem divinam, inquantum sunt in seipsis sacra, non autem inquantum
nos per ea sanctificamur. Et ideo non possunt dici sacramenta secundum quod nunc loquimur
de sacramentis. (IIIa q. 60 a. 2 ad 1)
1 — De stoffelijke schepselen duiden iets heiligs aan, nl. de wijsheid en de goedheid
van God, in zover ze in zichzelf heilig zijn, en niet in zover ze ons heiligen. Daarom
kunnen ze geen sacramenten genoemd worden zoals we hier over sacramenten spreken.
Ad secundum dicendum quod quaedam ad vetus testamentum pertinentia significabant sanctitatem
Christi secundum quod in se sanctus est. Quaedam vero significabant sanctitatem eius
inquantum per eam nos sanctificamur, sicut immolatio agni paschalis significabat immolationem
Christi, qua sanctificati sumus. Et talia dicuntur proprie veteris legis sacramenta. (IIIa q. 60 a. 2 ad 2)
2 — Sommige dingen uit het Oude Verbond duiden de heiligheid van Christus aan, in zover
Hij in zichzelf heilig is. Andere echter duiden Zijn heiligheid aan in zover wij erdoor
geheiligd worden, zoals het slachten van het Paaslam de dood van Christus aanduidde,
waardoor wij geheiligd worden. En zulke dingen worden eigenlijk sacramenten van de
Oude Wet genoemd.
Ad tertium dicendum quod res denominantur a fine et complemento. Dispositio autem
non est finis, sed perfectio. Et ideo ea quae significant dispositionem ad sanctitatem,
non dicuntur sacramenta, de quibus procedit obiectio; sed solum ea quae significant
perfectionem sanctitatis humanae. (IIIa q. 60 a. 2 ad 3)
3 — De dingen worden genoemd naar hun einddoel en voleinding. Een geschiktheid is echter
geen einddoel, maar een vervolmaking. En daarom zijn de dingen, die een geschiktheid
tot de heiligheid aanduiden, geen sacramenten, waarover in de bedenking gesproken
wordt, maar alleen die dingen, welke de voleinding aanduiden van de heiligheid van
de mens.
Articulus 3. Is een Sacrament altijd iets stoffelijks?
Ad tertium sic proceditur. Videtur quod sacramentum non sit signum nisi unius rei.
Id enim quo multa significantur, est signum ambiguum, et per consequens fallendi occasio,
sicut patet de nominibus aequivocis. Sed omnis fallacia debet removeri a Christiana
religione, secundum illud Coloss. II, videte ne quis vos seducat per philosophiam
et inanem fallaciam. Ergo videtur quod sacramentum non sit signum plurium rerum. (IIIa q. 60 a. 3 arg. 1)
1 — Men beweert dat een sacrament maar één enkele zaak betekent. Een teken immers, dat
verschillende zaken betekent, is een dubbelzinnig teken, dat aanleiding geeft tot
dwaling, zoals duidelijk is voor de dubbelzinnige woorden. Welnu deze dwaling moet
uit de Christelijken godsdienst geweerd worden, volgens het gezegde uit de Brief aan
de Colossenzen (2,8): « Past op dat niemand U meesleept door de wijsbegeerte of ijdele
drogredenen. » Een sacrament betekent dus niet verschillende zaken.
Praeterea, sicut dictum est, sacramentum significat rem sacram inquantum est humanae
sanctificationis causa. Sed una sola est causa sanctificationis humanae, scilicet
sanguis Christi, secundum illud Heb. ult., Iesus, ut sanctificaret per suum sanguinem
populum, extra portam passus est. Ergo videtur quod sacramentum non significet plura. (IIIa q. 60 a. 3 arg. 2)
2 — Zoals in het vorig artikel gezegd werd, betekent een sacrament iets heiligs, als een
oorzaak van de heiligmaking van de mensen, nl. het bloed van Christus, volgens de
Brief aan de Hebreeën (13, 12): « Daarom heeft ook Jezus buiten de poort geleden,
om het volk te heiligen door Zijn bloed. » Bijgevolg is een sacrament geen teken van
verschillende zaken.
Praeterea, dictum est quod sacramentum proprie significat ipsum finem sanctificationis.
Sed finis sanctificationis est vita aeterna, secundum illud Rom. VI, habetis fructum
vestrum in sanctificatione, finem vero vitam aeternam. Ergo videtur quod sacramenta
non significent nisi unam rem, scilicet vitam aeternam. (IIIa q. 60 a. 3 arg. 3)
3 — Hierboven (vorig Artikel, Antwoord op de 3e Bedenking) werd gezegd, dat een sacrament
eigenlijk het doel zelf van de heilig making betekent. Welnu het doel van onze heiligmaking
is het eeuwig leven, volgens de Brief aan de Romeinen (6, 22): « Gij plukt thans als
vrucht de heiliging, het einde ervan is het eeuwig leven. » Een sacrament betekent
dus maar één enkele zaak, nl. het eeuwig leven.
Sed contra est quod in sacramento altaris est duplex res significata, scilicet corpus
Christi verum et mysticum, ut Augustinus dicit, in libro sententiarum prosperi. (IIIa q. 60 a. 3 s. c.)
Daartegenover staat echter, dat het sacrament des Altaars twee zaken betekent, nl.
het werkelijk Lichaam van Christus, en Zijn mystiek Lichaam. Dit is ook de mening
van Augustinus in zijn Boek over de Sententiën van Prosper.
Respondeo dicendum quod, sicut dictum est, sacramentum proprie dicitur quod ordinatur
ad significandam nostram sanctificationem. In qua tria possunt considerari, videlicet
ipsa causa sanctificationis nostrae, quae est passio Christi; et forma nostrae sanctificationis,
quae consistit in gratia et virtutibus; et ultimus finis nostrae sanctificationis,
qui est vita aeterna. Et haec omnia per sacramenta significantur. Unde sacramentum
est et signum rememorativum eius quod praecessit, scilicet passionis Christi; et demonstrativum
eius quod in nobis efficitur per Christi passionem, scilicet gratiae; et prognosticum,
idest praenuntiativum, futurae gloriae. (IIIa q. 60 a. 3 co.)
Zoals (in het vorig Artikel) gezegd is, is een sacrament eigenlijk iets wat onze heiligmaking
betekent. Welnu in onze heiligmaking kunnen we drie verschillende zaken onderscheiden,
nl. de oorzaak zelf van onze heiligmaking, het lijden van Christus; de vorm van onze
heiligmaking, de genade en de deugden ; en het einddoel van onze heiligmaking, het
eeuwig leven. Dit alles nu wordt door de sacramenten betekend. Bijgevolg is een sacrament
zowel een herinneringsteken aan iets wat voorbij is, nl. het lijden van Christus,
als een teken dat aantoont wat in ons door dit lijden volbracht wordt, nl. de genade,
en een voorteken van de toekomende heerlijkheid.
Ad primum ergo dicendum quod tunc est signum ambiguum, praebens occasionem fallendi,
quando significat multa quorum unum non ordinatur ad aliud. Sed quando significat
multa secundum quod ex eis quodam ordine efficitur unum, tunc non est signum ambiguum,
sed certum, sicut hoc nomen homo significat animam et corpus prout ex eis constituitur
humana natura. Et hoc modo sacramentum significat tria praedicta secundum quod quodam
ordine sunt unum. (IIIa q. 60 a. 3 ad 1)
1 — Een teken is dubbelzinnig en geeft aanleiding tot dwaling, wanneer het verschillende
dingen betekent, die met tot elkander geordend zijn. Wanneer echter een teken verschillende
dingen betekent, die door hun onderlinge orde tot een eenheid herleid kunnen worden,
dan is het geen dubbelzinnig teken, maar een duidelijk teken, zoals het woord mens
de ziel en het lichaam betekent in zover ze beide de menselijke natuur samenstellen.
Op dezelfde manier betekent een sacrament de drie genoemde dingen, voor zover ze door
hun onderlinge orde iets ééns zijn.
Ad secundum dicendum quod sacramentum, in hoc quod significat rem sanctificantem,
oportet quod significet effectum, qui intelligitur in ipsa causa sanctificante prout
est causa sanctificans. (IIIa q. 60 a. 3 ad 2)
2 — Voor zover een sacrament iets betekent, dat heilig maakt, moet het het uitwerksel
aanduiden dat besloten ligt in de heiligmaking als zodanig.
Ad tertium dicendum quod sufficit ad rationem sacramenti quod significet perfectionem
quae est forma, nec oportet quod solum significet perfectionem quae est finis. (IIIa q. 60 a. 3 ad 3)
3 — Tot het wezen van een sacrament volstaat het, dat het de volmaaktheid van de vorm
betekent; het is niet vereist dat het enkel de volmaaktheid van het doel zou aanduiden.
Articulus 4. Worden er bepaalde stoffelijke dingen vereist tot de Sacramenten?
Ad quartum sic proceditur. Videtur quod sacramentum non semper sit aliqua res sensibilis.
Quia secundum philosophum, in libro priorum, omnis effectus suae causae signum est.
Sed sicut sunt quidam effectus sensibiles, ita etiam sunt quidam effectus intelligibiles,
sicut scientia est effectus demonstrationis. Ergo non omne signum est sensibile. Sufficit
autem ad rationem sacramenti quod sit signum alicuius rei sacrae inquantum homo per
eam sanctificatur, ut supra dictum est. Non ergo requiritur ad sacramentum quod sit
aliqua res sensibilis. (IIIa q. 60 a. 4 arg. 1)
1 — Men beweert dat een sacrament niet altijd iets stoffelijks is. De Wijsgeer immers
zegt in het eerste Boek van zijn Eerste werk over de Redenering (29e H., nr 1) , dat
ieder uitwerksel een teken is van zijn oorzaak. Welnu zoals er stoffelijke uitwerkselen
zijn, zo ook zijn er zuiver verstandelijke uitwerkselen, zoals de wetenschap een uitwerksel
is van de bewijsvoering. Bijgevolg is niet ieder teken stoffelijk. Het volstaat echter
om het begrip sacrament te verwezenlijken, dat het een teken is van iets heiligs,
voor zover de mens daardoor geheiligd wordt, zoals vroeger werd aangetoond (2e Artikel).
Het is dus niet vereist dat een sacrament een stoffelijk teken zijn zou.
Praeterea, sacramenta pertinent ad regnum Dei et cultum Dei. Sed res sensibiles non
videntur pertinere ad cultum Dei, dicitur enim Ioan. IV, spiritus est Deus, et eos
qui adorant eum, in spiritu et veritate adorare oportet; et Rom. XIV, non est regnum
Dei esca et potus. Ergo res sensibiles non requiruntur ad sacramenta. (IIIa q. 60 a. 4 arg. 2)
2 — De sacramenten behoren tot de eredienst of tot het rijk van God. Welnu stoffelijke
zaken behoren niet tot de eredienst. Er wordt immers gezegd bij Johannes (4, 24):
« God is een geest en wie Hem aanbidden, moeten in geest en Waarheid aanbidden »,
en in de Brief aan de Romeinen (14, 17): « Het koninkrijk Gods bestaat niet in spijs
en drank » Bijgevolg worden er geen stoffelijke zaken vereist voor de sacramenten.
Praeterea, Augustinus dicit, in libro de Lib. Arbit., quod res sensibiles sunt minima
bona, sine quibus homo recte vivere potest. Sed sacramenta sunt de necessitate salutis
humanae, ut infra patebit, et ita sine eis homo recte vivere non potest. Non ergo
res sensibiles requiruntur ad sacramenta. (IIIa q. 60 a. 4 arg. 3)
3 — Augustinus verklaart in zijn Boek over de vrijen Wil (19e H.), dat de stoffelijke
zaken de minste waarde hebben en dat de mens kan leven zoals het behoort zonder ze
te bezitten. Welnu de sacramenten zijn vereist tot de zaligheid van de mensen, zoals
verder wordt bewezen (Kw. 61) en zonder hen kan de mens niet leven zoals het behoort.
De stoffelijke zaken zijn dus niet vereist tot de sacramenten.
Sed contra est quod Augustinus dicit, super Ioan., accedit verbum ad elementum, et
fit sacramentum. Et loquitur ibi de elemento sensibili, quod est aqua. Ergo res sensibiles
requiruntur ad sacramenta. (IIIa q. 60 a. 4 s. c.)
Daartegen echter staat wat Augustinus schrijft in zijn Verklaring van Johannes (80e
Verhandeling): « Het Woord wordt bij het element gevoegd, en het Sacrament ontstaat.
» En hij spreekt van een stoffelijk element, nl. van water. Bijgevolg zijn er stoffelijke
zaken vereist tot de sacramenten.
Respondeo dicendum quod divina sapientia unicuique rei providet secundum suum modum,
et propter hoc dicitur, Sap. VIII, quod suaviter disponit omnia. Unde et Matth. XXV
dicitur quod dividit unicuique secundum propriam virtutem. Est autem homini connaturale
ut per sensibilia perveniat in cognitionem intelligibilium. Signum autem est per quod
aliquis devenit in cognitionem alterius. Unde, cum res sacrae quae per sacramenta
significantur, sint quaedam spiritualia et intelligibilia bona quibus homo sanctificatur,
consequens est ut per aliquas res sensibiles significatio sacramenti impleatur, sicut
etiam per similitudinem sensibilium rerum in divina Scriptura res spirituales nobis
describuntur. Et inde est quod ad sacramenta requiruntur res sensibiles, ut etiam
Dionysius probat, in I cap. caelestis hierarchiae. (IIIa q. 60 a. 4 co.)
De goddelijke Wijsheid voorziet in alle zaken volgens hun eigen manier van zijn. Daarom
zegt het Boek van de Wijsheid (8,1), dat Hij alles bestuurt met zachtheid. En Mattheus
zegt ook (25, 15), dat Hij aan eenieder gaf volgens zijn bekwaamheid. Welnu, het ligt
in de natuur van de mens door het stoffelijke te komen tot de kennis van het verstandelijke,
en een teken is juist iets, waardoor men komt tot de kennis van iets anders; daar
nu de heilige zaken, die door de sacramenten worden aangeduid, geestelijke en verstandelijke
goederen zijn, waardoor de mens geheiligd wordt, daarom moet datgene wat het sacrament
betekent, door stoffelijke zaken worden uitgewerkt. Zo ook worden in de Heilige Schrift
de geestelijke dingen beschreven door gelijkenissen uit de zintuiglijk waarneembare
wereld. Bijgevolg worden de stoffelijke zaken vereist tot de sacramenten, zoals Dyonisius
bewijst in het eerste Hoofdstuk van zijn Boek over de Hemelse Hiërarchie.
Ad primum ergo dicendum quod unumquodque praecipue denominatur et definitur secundum
illud quod convenit ei primo et per se, non autem per id quod convenit ei per aliud.
Effectus autem sensibilis per se habet quod ducat in cognitionem alterius, quasi primo
et per se homini innotescens, quia omnis nostra cognitio a sensu initium habet. Effectus
autem intelligibiles non habent quod possint ducere in cognitionem alterius nisi inquantum
sunt per aliud manifestati, idest per aliqua sensibilia. Et inde est quod primo et
principaliter dicuntur signa quae sensibus offeruntur, sicut Augustinus dicit, in
II de Doct. Christ., quod signum est quod, praeter speciem quam ingerit sensibus,
facit aliquid aliud in cognitionem venire. Effectus autem intelligibiles non habent
rationem signi nisi secundum quod sunt manifestati per aliqua signa. Et per hunc etiam
modum quaedam quae non sunt sensibilia, dicuntur quodammodo sacramenta, inquantum
sunt significata per aliqua sensibilia, de quibus infra agetur. (IIIa q. 60 a. 4 ad 1)
1 — Ieder wezen wordt voornamelijk genoemd en bepaald volgens wat er onmiddellijk en uiteraard
aan toekomt en niet volgens wat eraan toekomt door zijn betrekking met iets anders.
Welnu, het komt aan een zintuiglijk waarneembaar uitwerksel uiteraard toe, op te voeren
tot de kennis van iets anders, voor zover het uiteraard en onmiddellijk kenbaar is,
want al onze kennis heeft haar oorsprong in de zinnen. Het komt echter aan de verstandelijke
uitwerkselen niet toe, ons op te voeren tot de kennis van iets anders, dan in zover
ze door iets anders worden geopenbaard, dit is door zintuigelijk waarneembare dingen.
Daarom worden op de eerste en voornaamste plaats die dingen tekenen genoemd, die onder
de zinnen vallen, zoals Augustinus zegt in zijn Boek Over de Christelijke Leer (2e
B., 1e H.), dat nl. een teken, buiten datgene, waardoor het onze zinnen aandoet, nog
iets anders doet kennen. De verstandelijke uitwerkselen echter zijn geen tekenen,
dan in zover ze door sommige tekenen geopenbaard worden. En op die manier worden sommige
zaken, die niet zintuigelijk waarneembaar zijn, sacramenten genoemd, voor zover ze
door sommige zintuigelijk waarneembare dingen worden aangeduid. Daarover zullen we
later spreken (Kw. 63, Art. 1).
Ad secundum dicendum, quod res sensibiles, prout in sua natura considerantur, non
pertinent ad cultum vel regnum Dei, sed solum secundum quod sunt signa spiritualium
rerum, in quibus regnum Dei consistit. (IIIa q. 60 a. 4 ad 2)
2 — De stoffelijke dingen behoren naar hun natuur noch tot de eredienst, noch tot het
rijk van God; ze behoren er enkel toe in zover ze tekenen zijn van de geestelijke
zaken, waarin het Godsrijk bestaat.
Ad tertium dicendum quod Augustinus ibi loquitur de rebus sensibilibus secundum quod
in sua natura considerantur, non autem secundum quod assumuntur ad significandum spiritualia,
quae sunt maxima bona. (IIIa q. 60 a. 4 ad 3)
3 — Augustinus spreekt daar van de stoffelijke dingen naar hun eigen wezen, en niet in
zover ze gebruikt worden om geestelijke dingen aan te duiden, die de grootste waarde
hebben.
Articulus 5. Worden er woorden vereist om het teken der Sacramenten te verklaren?
Ad quintum sic proceditur. Videtur quod non requirantur determinatae res ad sacramenta.
Res enim sensibiles requiruntur in sacramentis ad significandum, ut dictum est. Sed
nihil prohibet diversis rebus sensibilibus idem significari, sicut in sacra Scriptura
Deus aliquando metaphorice significatur per lapidem, quandoque per leonem, quandoque
per solem, aut aliquid huiusmodi. Ergo videtur quod diversae res possint congruere
eidem sacramento. Non ergo determinatae res in sacramentis requiruntur. (IIIa q. 60 a. 5 arg. 1)
1 — Men beweert, dat er geen bepaalde zaken vereist worden tot de sacramenten. Die stoffelijke
dingen immers zijn in de sacramenten vereist om iets aan te duiden, zoals hierboven
is aangetoond (3e Artikel). Welnu er is niets op tegen, dat éénzelfde ding wordt aangeduid
door verschillende stoffelijke tekenen, zoals in de Heilige Schrift God soms figuurlijk
wordt aangeduid door steen of door leeuw, door zon of iets van de gelijks. Het kan
dus gebeuren, dat verschillende zaken geschikt zijn voor één en hetzelfde sacrament,
en bijgevolg zijn er geen bepaalde zaken vereist tot de sacramenten.
Praeterea, magis necessaria est salus animae quam salus corporis. Sed in medicinis
corporalibus, quae ad salutem corporis ordinantur, potest una res pro alia poni in
eius defectu. Ergo multo magis in sacramentis, quae sunt medicinae spirituales ad
salutem animae ordinatae, poterit una res assumi pro alia quando illa defuerit. (IIIa q. 60 a. 5 arg. 2)
2 — De zaligheid van de ziel is meer nodig dan de gezondheid van het lichaam. Welnu om
het lichaam te genezen, mag men het ene geneesmiddel gebruiken in plaats van het ander,
als het ene ontbreekt. Dus mag men voor de sacramenten, die de geestelijke geneesmiddelen
zijn en voorgeschreven werden voor de zaligheid van de ziel, zoveel te meer de ene
zaak gebruiken in plaats van een ander, wanneer de eerste ontbreekt.
Praeterea, non est conveniens ut hominum salus arctetur per legem divinam, et praecipue
per legem Christi, qui venit omnes salvare. Sed in statu legis naturae non requirebantur
in sacramentis aliquae res determinatae, sed ex voto assumebantur, ut patet Gen. XXVIII,
ubi se Iacob vovit Deo decimas et hostias pacificas oblaturum. Ergo videtur quod non
debuit arctari homo, et praecipue in nova lege, ad alicuius rei determinatae usum
in sacramentis. (IIIa q. 60 a. 5 arg. 3)
3 — Het past niet, dat het heil van de mens zou beperkt worden door de goddelijke wet,
en vooral niet door de wet van Christus, die allen kwam zalig maken. Welnu in de staat
van de natuurwet waren er geen bepaalde zaken vereist in de sacramenten, maar bepaalde
eenieder ze zelf door een belofte, zoals blijkt uit de Genesis (28, 20 vv.), waar
Jacob belooft tiende en zoenoffers aan God op te dragen. De vrijheid van de mens moet
dus in de sacramenten niet beperkt worden tot het gebruik van één bepaalde zaak, vooral
met in de Nieuwe Wet.
Sed contra est quod dominus dicit, Ioan. III, nisi quis renatus fuerit ex aqua et
spiritu sancto, non potest introire in regnum Dei. (IIIa q. 60 a. 5 s. c.)
Daartegenover echter staat wat de Heer zegt bij Johannes (3, 3): « zo iemand niet
geboren wordt uit water en Geest, kan hij niet ingaan in het Koninkrijk Gods. »
Respondeo dicendum quod in usu sacramentorum duo possunt considerari, scilicet cultus
divinus, et sanctificatio hominis, quorum primum pertinet ad hominem per comparationem
ad Deum, secundum autem e converso pertinet ad Deum per comparationem ad hominem.
Non autem pertinet ad aliquem determinare quod est in potestate alterius, sed solum
illud quod est in sua potestate. Quia igitur sanctificatio hominis est in potestate
Dei sanctificantis, non pertinet ad hominem suo iudicio assumere res quibus sanctificetur,
sed hoc debet esse ex divina institutione determinatum. Et ideo in sacramentis novae
legis, quibus homines sanctificantur, secundum illud I Cor. VI, abluti estis, sanctificati
estis, oportet uti rebus ex divina institutione determinatis. (IIIa q. 60 a. 5 co.)
In het gebruik van de sacramenten kunnen we twee zaken beschouwen, nl., de eredienst
van God en de heiligmaking van de mens. Het eerste komt toe aan de mens met betrekking
tot God, het tweede komt aan God toe met betrekking tot de mens. Welnu het komt niet
aan iemand toe, datgene te bepalen wat in de macht ligt van een ander, maar alleen
wat in zijn eigen macht ligt. En daar nu de heiligmaking van de mens in de macht ligt
van de heiligmakende God, komt het aan de mens niet toe naar eigen oordeel te bepalen,
welke zaken moeten gebruikt worden tot zijn heiligmaking, maar moet dit door goddelijke
instelling bepaald worden. Daarom moet men voor de sacramenten van de Nieuwe Wet,
waardoor de mens geheiligd wordt, volgens de woorden uit de In Brief aan de Korintiërs
(6, 11): « Ge zijt rein gewassen, ge zijt geheiligd », die zaken gebruiken die door
goddelijke instelling bepaald zijn.
Ad primum ergo dicendum quod, si idem possit per diversa signa significari, determinare
tamen quo signo sit utendum ad significandum, pertinet ad significantem. Deus autem
est qui nobis significat spiritualia per res sensibiles in sacramentis, et per verba
similitudinaria in Scripturis. Et ideo, sicut iudicio spiritus sancti determinatum
est quibus similitudinibus in certis Scripturae locis res spirituales significentur,
ita etiam debet esse divina institutione determinatum quae res ad significandum assumantur
in hoc vel in illo sacramento. (IIIa q. 60 a. 5 ad 1)
1 — Hoewel eenzelfde zaak door verschillende tekenen kan worden aangeduid, toch komt het
aan degene toe, die iets wil aanduiden, te bepalen welk teken hij daartoe zal gebruiken.
Welnu, God is het die de geestelijke zaken wil aanduiden, te bepalen welk teken Hij
daartoe zal gebruiken. Welnu, God is het die de geestelijke zaken wil aanduiden door
stoffelijke dingen in de sacramenten, en door figuurlijke uitdrukkingen in de Heilige
Schrift. En daarom zoals door het oordeel van de Heilige Geest bepaald is, door welke
figuren de geestelijke dingen op zekere plaatsen van de Heilige Schrift worden aangeduid,
zo ook moet het door goddelijke instelling worden bepaald, welke stoffelijke dingen
als tekenen moeten worden aangewend in een bepaald sacrament.
Ad secundum dicendum quod res sensibiles habent naturaliter sibi inditas virtutes
conferentes ad corporalem salutem, et ideo non refert, si duae earum eandem virtutem
habeant, qua quis utatur. Sed ad sanctificationem non ordinantur ex aliqua virtute
naturaliter indita, sed solum ex institutione divina. Et ideo oportuit divinitus determinari
quibus rebus sensibilibus sit in sacramentis utendum. (IIIa q. 60 a. 5 ad 2)
2 — De stoffelijke dingen hebben van nature de kracht om de gezondheid van het lichaam
te bewerken, en daarom is het van geen belang, wat men juist uitkiest, wanneer twee
dingen dezelfde kracht hebben. Maar de stoffelijke zaken zijn niet geordend tot de
zaligmaking, door een kracht die zij van nature zouden hebben, maar alleen door goddelijke
instelling. En bijgevolg moest het door God bepaald worden, welke stoffelijke zaken
men moest gebruiken in de sacramenten.
Ad tertium dicendum quod, sicut Augustinus dicit, XIX contra Faust., diversa sacramenta
diversis temporibus congruunt, sicut etiam diversis verbis significantur diversa tempora,
scilicet praesens, praeteritum et futurum. Et ideo, sicut in statu legis naturae homines,
nulla lege exterius data, solo interiori instinctu movebantur ad Deum colendum, ita
etiam ex interiori instinctu determinabatur eis quibus rebus sensibilibus ad Dei cultum
uterentur. Postmodum vero necesse fuit etiam exterius legem dari, tum propter obscurationem
legis naturae ex peccatis hominum; tum etiam ad expressiorem significationem gratiae
Christi, per quam humanum genus sanctificatur. Et ideo etiam necesse fuit res determinari
quibus homines uterentur in sacramentis. Nec propter hoc arctatur via salutis, quia
res quarum usus est necessarius in sacramentis, vel communiter habentur, vel parvo
studio adhibito haberi possunt. (IIIa q. 60 a. 5 ad 3)
3 — Zoals Augustinus zegt in zijn Boek Tegen Faustus (19e B., 16e en 17e H.), komen de
verschillende sacramenten overeen met de verschillende tijdvakken; zo ook worden door
verschillende woorden verschillende tijde aangeduid, nl. het heden, het verleden en
de toekomst. Zoals in de staat van de natuurwet de mensen alleen door innerlijke neiging
er toe bewogen werden om God te dienen, en niet door een van buiten uit opgelegde
wet, zo ook werd toen door een innerlijke beweging bepaald, welke stoffelijke zaken
ze moesten gebruiken voor de eredienst van God. Later echter werd het nodig, ook een
uiterlijke wet uit te vaardigen, zowel omdat de natuurwet verduisterd was door de
zonde van de mensen, als om duidelijker te doen blijken de genade van Christus, waardoor
het menselijk geslacht geheiligd wordt. En daarom moest ook bepaald worden, welke
zaken moeten gebruikt worden voor de sacramenten; daardoor wordt echter de weg van
de zaligheid niet nauwer gemaakt, omdat men de zaken, die moeten gebruikt worden voor
de sacramenten, gewoonlijk bij de hand heeft, of met weinig moeite kan vinden.
Articulus 6. Worden in de Sacramenten bepaalde woorden vereist?
Ad sextum sic proceditur. Videtur quod in significatione sacramentorum non requirantur
verba. Dicit enim Augustinus, contra Faustum, libro XIX, quid sunt aliud quaeque corporalia
sacramenta nisi quasi quaedam verba visibilia? Et sic videtur quod addere verba rebus
sensibilibus in sacramentis sit addere verba verbis. Sed hoc est superfluum. Non ergo
requiruntur verba cum rebus sensibilibus in sacramentis. (IIIa q. 60 a. 6 arg. 1)
1 — Men beweert, dat er geen woorden vereist worden om het teken van de sacramenten te
verklaren. Augustinus immers zegt in zijn werk Tegen Faustus (19e B., 16e H.): « Wat
zijn alle stoffelijke Sacramenten anders dan zichtbare Woorden? » Daaruit blijkt,
dat men, door in de sacramenten woorden toe te voegen aan de stoffelijke dingen, woorden
zou toevoegen aan woorden. Welnu, dit is nutteloos, en bijgevolg worden er in de sacramenten
naast de stoffelijke dingen geen woorden vereist.
Praeterea, sacramentum est aliquid unum. Ex his autem quae sunt diversorum generum,
non videtur posse aliquid unum fieri. Cum igitur res sensibiles et verba sint diversorum
generum, quia res sensibiles sunt a natura, verba autem a ratione; videtur quod in
sacramentis non requirantur verba cum rebus sensibilibus. (IIIa q. 60 a. 6 arg. 2)
2 — Een sacrament is iets ééns. Welnu het is onmogelijk om met dingen, die tot verschillende
soorten behoren, iets ééns te maken. Daar nu stoffelijke zaken en woorden tot verschillende
soorten behoren, — stoffelijke zaken worden immers voortgebracht door de natuur, woorden
daarentegen door de rede, daarom zijn er voor de sacramenten geen woorden vereist
naast de stoffelijke tekenen.
Praeterea, sacramenta novae legis succedunt sacramentis veteris legis, quia, illis
ablatis, ista sunt instituta, ut Augustinus dicit, XIX contra Faustum. Sed in sacramentis
veteris legis non requirebatur aliqua forma verborum. Ergo nec in sacramentis novae
legis. (IIIa q. 60 a. 6 arg. 3)
3 — De sacramenten van de Nieuwe Wet hebben de plaats ingenomen van die van de Oude Wet,
want ze zijn ingesteld, nadat de andere waren afgeschaft, zoals Augustinus zegt in
zijn Boek Tegen Faustus (19e B., 13e H.). Welnu voor de sacramenten van de Oude Wet
werden er geen bepaalde woorden, vereist. Bijgevolg is het ook niet vereist voor de
sacramenten van de Nieuwe Wet.
Sed contra est quod apostolus dicit, Ephes. V, Christus dilexit Ecclesiam, et tradidit
semetipsum pro ea, ut illam sanctificaret, mundans eam lavacro aquae in verbo vitae.
Et Augustinus dicit, super Ioan., accedit verbum ad elementum, et fit sacramentum. (IIIa q. 60 a. 6 s. c.)
Daartegenover echter staat wat de Apostel zegt in de Brief aan de Efeziërs (5, 25,
26): « Christus heeft de Kerk bemind. Hij heeft Zich voor haar overgeleverd, om haar
te heiligen en te reinigen door het Waterbad, vergezeld van het woord. » En Augustinus
zegt in zijn Verhandeling op Johannes (80e Verhand.): « Het woord wordt toegevoegd
aan het element, en het sacrament ontstaat. »
Respondeo dicendum quod sacramenta, sicut dictum est, adhibentur ad hominum sanctificationem
sicut quaedam signa. Tripliciter ergo considerari possunt, et quolibet modo congruit
eis quod verba rebus sensibilibus adiungantur. Primo enim possunt considerari ex parte
causae sanctificantis, quae est verbum incarnatum, cui sacramentum quodammodo conformatur
in hoc quod rei sensibili verbum adhibetur, sicut in mysterio incarnationis carni
sensibili est verbum Dei unitum. Secundo possunt considerari sacramenta ex parte hominis
qui sanctificatur, qui componitur ex anima et corpore, cui proportionatur sacramentalis
medicina, quae per rem visibilem corpus tangit, et per verbum ab anima creditur. Unde
Augustinus dicit, super illud Ioan. XV, iam vos mundi estis propter sermonem etc.,
unde ista est tanta virtus aquae ut corpus tangat et cor abluat, nisi faciente verbo,
non quia dicitur, sed quia creditur? Tertio potest considerari ex parte ipsius significationis
sacramentalis. Dicit autem Augustinus, in II de Doct. Christ., quod verba inter homines
obtinuerunt principatum significandi, quia verba diversimode formari possunt ad significandos
diversos conceptus mentis, et propter hoc per verba magis distincte possumus exprimere
quod mente concipimus. Et ideo ad perfectionem significationis sacramentalis necesse
fuit ut significatio rerum sensibilium per aliqua verba determinaretur. Aqua enim
significare potest et ablutionem propter, suam humiditatem, et refrigerium propter
suam frigiditatem, sed cum dicitur, ego te baptizo, manifestatur quod aqua utimur
in Baptismo ad significandam emundationem spiritualem. (IIIa q. 60 a. 6 co.)
Zoals gezegd werd (in het 3e Artikel), worden de sacramenten gebruikt als tekenen
tot heiligmaking van de mensen. Ze kunnen dus op drie wijzen beschouwd worden, en
in elk van die drie opzichten is het passend, dat er woorden worden toegevoegd aan
de stoffelijke tekenen. Men kan de sacramenten ten eerste beschouwen van de kant van
de oorzaak van onze heiligmaking, het mensgeworden Woord, waarmede de sacramenten
enigszins gelijkvormig zijn, omdat de woorden worden toegevoegd aan een stoffelijke
zaak, zoals in het mysterie van de menswording, het Woord Gods verenigd werd met het
stoffelijk vlees. De sacramenten kunnen ten tweede beschouwd worden van de kant van
de mens, die geheiligd wordt, en bestaat uit ziel en lichaam. De sacramentele medicijn
staat daartoe in verhouding, want door de zichtbare zaak raakt zij het lichaam aan,
en door de woorden ontstaat het geloof in de ziel. Daarom zegt Augustinus in de verklaring
van de woorden van Johannes (13, 13): « Reeds zijt ge rein door het woord, dat ik
tot u gesproken heb », het volgende « Waarvandaan komt die grote kracht van het water,
Waardoor het het lichaam aanraakt en het hart reinigt, dan van de woorden, niet omdat
ze uitgesproken worden, maar omdat ze geloofd worden? ». Ten van de de kan men ook
de sacramenten beschouwen van de kant van de sacramentele betekenis. Welnu Augustinus
zegt in zijn Boek Over de Christelijke Leer (2e B., 3e H.), dat de woorden de voornaamste
tekenen zijn, die door de mensen gebruikt worden, want de woorden kunnen op verschillende
wijze gebruikt worden om verschillende begrippen aan te duiden. Daarom kunnen wij
met woorden het best uitdrukken wat we in de geest hebben opgenomen. Het was tot de
volmaaktheid van de sacramentele betekenis vereist, dat de betekenis van de stoffelijke
dingen door woorden zou bepaald worden. Het water immers kan zowel de reiniging aanduiden
doordat het nat is, als de verfrissing doordat het koud is. Doch wanneer men zegt:
« Ik doop u », dan wordt het duidelijk dat het water in het Doopsel gebruikt wordt
om een geestelijke reiniging aan te duiden.
Ad primum ergo dicendum quod res visibiles sacramentorum dicuntur verba per similitudinem
quandam, inquantum scilicet participant quandam vim significandi, quae principaliter
est in ipsis verbis, ut dictum est. Et ideo non est superflua ingeminatio verborum
cum in sacramentis rebus visibilibus verba adduntur, quia unum eorum determinatur
per aliud, ut dictum est. (IIIa q. 60 a. 6 ad 1)
1 — De zichtbare dingen, die in de sacramenten gebruikt worden, noemt men Woorden in figuurlijke
zin, in zover ze nl. deelhebben aan de betekende kracht die op de voornaamste plaats
toekomt aan de woorden, zoals (in de Leerstelling) gezegd werd. En daarom is het geen
nutteloze herhaling van dezelfde woorden, wanneer in de sacramenten woorden toegevoegd
worden aan de zichtbare zaken, want het ene wordt bepaald door het andere, zoals (in
de Leerstelling) werd aangetoond.
Ad secundum dicendum quod, quamvis verba et aliae res sensibiles sint in diverso genere
quantum pertinet ad naturam rei, conveniunt tamen ratione significandi. Quae perfectius
est in verbis quam in aliis rebus. Et ideo ex verbis et rebus fit quodammodo unum
in sacramentis sicut ex forma et materia, inquantum scilicet per verba perficitur
significatio rerum, ut dictum est. Sub rebus autem comprehenduntur etiam ipsi actus
sensibiles, puta ablutio et unctio et alia huiusmodi, quia in his est eadem ratio
significandi et in rebus. (IIIa q. 60 a. 6 ad 2)
2 — Hoewel woorden en de andere stoffelijke dingen niet tot dezelfde soort behoren, wat
hun natuur betreft, toch komen ze met elkander overeen in zover zij tekenen zijn,
wat eerder toekomt aan de woorden dan aan de andere dingen. Op die manier worden de
woorden en de dingen in de sacramenten in zekere zin iets ééns, omdat de betekenis
van de dingen vervolledigd wordt door de woorden, zo (in de Leerstelling) gezegd werd.
Ad tertium dicendum quod, sicut Augustinus dicit, contra Faustum, alia debent esse
sacramenta rei praesentis, et alia rei futurae. Sacramenta autem veteris legis praenuntia
erant Christi venturi. Et ideo non ita expresse significabant Christum sicut sacramenta
novae legis, quae ab ipso Christo effluunt, et quandam similitudinem ipsius in se
habent, ut dictum est. Utebantur tamen in veteri lege aliquibus verbis in his quae
ad cultum Dei pertinent, tam sacerdotes, qui erant sacramentorum illorum ministri,
secundum illud Num. VI, sic benedicetis filiis Israel, et dicetis eis, benedicat tibi
dominus, etc.; quam etiam illi qui illis sacramentis utebantur, secundum illud Deut.
XXVI, profiteor hodie coram domino Deo tuo, et cetera. (IIIa q. 60 a. 6 ad 3)
3 — Zoals Augustinus zegt in zijn Boek Tegen Faustus, moeten de sacramenten die iets aanduiden
wat tegenwoordig is, verschillen van die, welke iets toekomstig aanduiden. Welnu de
sacramenten van de oude wet waren een voorafbeelding van Christus, die komen zou,
en daarom duidde ze niet zo duidelijk Christus aan als de sacramenten van de nieuwe
wet, die uit Christus voortvloeien, en een zekere gelijkenis vertonen met Hem, zoals
(in de Leerstelling) gezegd werd. En toch werden er in de eredienst van de oude wet
woorden gebruikt, zowel door de priesters, die de bedienaars waren van de sacramenten,
volgens het Boek van de Getallen (6, 23-24): « Zó zult gij de zonen van Israël zegenen,
en gij zult tot hen zeggen: De Heer zegene u, enz.» als door degenen die gebruik maken
van de sacramenten volgens Deuteronomium (26, 3): « Ik betuig heden vóór de Heer,
uw God, » enz.
Articulus 7. Mag men aan die woorden, die de vorm zijn der Sacramenten, iets toevoegen?
Ad septimum sic proceditur. Videtur quod non requirantur determinata verba in sacramentis.
Ut enim philosophus dicit, voces non sunt eaedem apud omnes. Sed salus, quae per sacramentum
quaeritur, est eadem apud omnes. Ergo non requiruntur aliqua determinata verba in
sacramentis. (IIIa q. 60 a. 7 arg. 1)
1 — Men beweert dat er in de sacramenten geen bepaalde woorden vereist worden. Zoals immers
de Wijsgeer zegt in het 1e Boek van zijn werk Over het Oordeel (1e H., nr. 3) , zijn
de woorden niet dezelfde in alle talen. Welnu de zaligheid die men in de sacramenten
zoekt, is dezelfde voor alle mensen. Bijgevolg worden er in de sacramenten geen bepaalde
woorden vereist.
Praeterea, verba requiruntur in sacramentis inquantum sunt principaliter significativa,
sicut supra dictum est. Sed contingit per diversa verba idem significari. Ergo non
requiruntur determinata verba in sacramentis. (IIIa q. 60 a. 7 arg. 2)
2 — De woorden worden in de sacramenten vereist omdat het op de eerste plaats aan de woorden
toekomt, iets anders te betekenen zoals (in het vorig Artikel) gezegd werd. Welnu
de verschillende woorden kunnen dezelfde betekenis hebben. Bijgevolg worden er in
de sacramenten geen bepaalde woorden vereist.
Praeterea, corruptio cuiuslibet rei variat eius speciem. Sed quidam corrupte verba
proferunt, nec tamen propter hoc impediri creditur sacramentorum effectus, alioquin
illiterati et balbi qui sacramenta conferunt, frequenter defectum in sacramentis inducerent.
Ergo videtur quod non requirantur in sacramentis determinata verba. (IIIa q. 60 a. 7 arg. 3)
3 — Wanneer iets veranderd wordt, dan komt het terecht in een andere soort. Welnu sommigen
veranderen de woorden, zonder dat de uitwerking van de sacramenten daardoor verhinderd
wordt; anders zouden de ongeletterde en de stotteraars, welke de sacramenten toedienen,
dikwijls de uitwerking van de sacramenten verhinderen. Bijgevolg worden er in de sacramenten
geen bepaalde woorden vereist.
Sed contra est quod dominus determinata verba protulit in consecratione sacramenti
Eucharistiae, dicens, Matth. XXVI, hoc est corpus meum. Similiter etiam mandavit discipulis
ut sub determinata forma verborum baptizarent, dicens, Matth. ult., euntes, docete
omnes gentes, baptizantes eos in nomine patris et filii et spiritus sancti. (IIIa q. 60 a. 7 s. c.)
Daartegenover staat echter dat de Heer bepaalde woorden gebruikt heeft in de consecratie
van het Eucharistisch sacrament, zeggende: « Dit is mijn lichaam » (Mattheus, 26,
26). Ook heeft Hij aan zijn leerlingen bevolen, te dopen door bepaalde woorden te
gebruiken, zeggende: « Gaat heen dan, onderwijst alle volken, en doopt ze in de naam
van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest. » (Mattheus, 28, 19)
Respondeo dicendum quod, sicut dictum est, in sacramentis verba se habent per modum
formae, res autem sensibiles per modum materiae. In omnibus autem compositis ex materia
et forma principium determinationis est ex parte formae, quae est quodammodo finis
et terminus materiae. Et ideo principalius requiritur ad esse rei determinata forma
quam determinata materia, materia enim determinata quaeritur ut sit proportionata
determinatae formae. Cum igitur in sacramentis requirantur determinatae res sensibiles,
quae se habent in sacramentis sicut materia, multo magis requiritur in eis determinata
forma verborum. (IIIa q. 60 a. 7 co.)
Zoals hierboven gezegd is (vorig Artikel, Antw.), worden de woorden in de sacramenten
gelijkgesteld met de vorm, de stoffelijke zaken daarentegen met de stof. Welnu in
alle dingen, die samengesteld zijn uit stof en vorm, is het bepalende beginsel de
vorm. De vorm immers is als het doel en de voleinding van de stof. Daarom is voor
het zijn van een wezen méér een bepaalde vorm vereist dan een bepaalde stof. Een bepaalde
stof toch wordt maar vereist opdat ze zou aangepast zijn bij een bepaalde vorm. Daar
er nu in de Sacramenten bepaalde stoffelijke dingen vereist worden, die als de stof
zijn in de sacramenten, is het nog veel méér vereist, bepaalde woorden te gebruiken.
Ad primum ergo dicendum quod, sicut Augustinus dicit, super Ioan., verbum operatur
in sacramentis, non quia dicitur, idest, non secundum exteriorem sonum vocis, sed
quia creditur, secundum sensum verborum qui fide tenetur. Et hic quidem sensus est
idem apud omnes, licet non eaedem voces quantum ad sonum. Et ideo, cuiuscumque linguae
verbis proferatur talis sensus, perficitur sacramentum. (IIIa q. 60 a. 7 ad 1)
1 — Zoals Augustinus zegt in zijn Verklaring van Johannes (80e Verh., Trakt. 80, Tom.
9), werken de woorden iets uit in de sacramenten, niet omdat ze worden uitgesproken,
d. i. omdat de uiterlijke klank van de woorden weerklinkt, maar omdat men ze gelooft,
d. i. omdat men door het geloof de betekenis van de woorden aanneemt. Die is dezelfde
in alle talen, hoewel de woorden niet dezelfde klank hebben. In welke taal dan ook
die betekenis wordt uitgedrukt, komen de sacramenten tot stand.
Ad secundum dicendum quod, licet in qualibet lingua contingat diversis vocibus idem
significari, semper tamen aliqua illarum vocum est qua principalius et communius homines
illius linguae utuntur ad hoc significandum. Et talis vox assumi debet in significatione
sacramenti. Sicut etiam inter res sensibiles illa assumitur ad significationem sacramenti
cuius usus est communior ad actum per quem sacramenti effectus significatur, sicut
aqua communius utuntur homines ad ablutionem corporalem, per quam spiritualis ablutio
significatur; et ideo aqua assumitur ut materia in Baptismo. (IIIa q. 60 a. 7 ad 2)
2 — Hoewel in ieder taal verschillende woorden dezelfde betekenis hebben, toch is er altijd
een van die woorden, dat in een of andere taal op de voornaamste plaats en het meest
gebruikt wordt om iets uit te drukken. Dit woord moet gebruikt worden om de betekenis
van de sacramenten aan te duiden, zoals men onder de stoffelijke dingen datgene daartoe
uitkiest, wat het meest gebruikt wordt voor de handeling, waardoor de uitwerking van
het sacrament wordt aangeduid. Het water b. v. wordt het meest door de mensen gebruikt
om het lichaam te reinigen, waardoor de geestelijke reiniging wordt aangeduid, en
daarom wordt het water als stof gebruikt in het doopsel.
Ad tertium dicendum quod ille qui corrupte profert verba sacramentalia, si hoc ex
industria facit, non videtur intendere facere quod facit Ecclesia, et ita non videtur
perfici sacramentum. Si autem hoc faciat ex errore vel lapsu linguae, si sit tanta
corruptio quae omnino auferat sensum locutionis, non videtur perfici sacramentum.
Et hoc praecipue contingit quando fit corruptio ex parte principii dictionis, puta
si, loco eius quod est in nomine patris, dicat, in nomine matris. Si vero non totaliter
auferatur sensus locutionis per huiusmodi corruptelam, nihilominus perficitur sacramentum.
Et hoc praecipue contingit quando fit corruptio ex parte finis, puta si aliquis dicat
patrias et filias. Quamvis enim huiusmodi verba corrupte prolata nihil significent
ex virtute impositionis, accipiuntur tamen ut significantia ex accommodatione usus.
Et ideo, licet mutetur sonus sensibilis, remanet tamen idem sensus. Quod autem dictum
est de differentia corruptionis circa principium vel finem dictionis, rationem habet
quia apud nos variatio dictionis ex parte principii mutat significationem, variatio
autem ex fine dictionis ut plurimum non mutat significationem. Quae tamen apud Graecos
variatur etiam secundum principium dictionis in declinatione verborum. Magis tamen
videtur attendenda quantitas corruptionis ex parte dictionis. Quia ex utraque parte
potest esse tam parva quod non aufert sensum verborum, et tam magna, quod aufert.
Sed unum horum facilius accidit ex parte principii, aliud ex parte finis. (IIIa q. 60 a. 7 ad 3)
3 — Wanneer iemand de sacramentele woorden moedwillig verminkt, dan heeft hij het inzicht
niet om te doen wat de H. Kerk doet, en daarom zijn in dat geval de sacramenten ongeldig.
Indien dat gebeurt bij vergissing of omdat men zich misspreekt, en de verminking Zó
groot is, dat de betekenis van de woorden geheel verloren gaat, dan ook is er geen
sacrament. Dit is meestal het geval wanneer men de wortel zelf van de woorden verandert,
b. v. als men in de doopformule het woord mater (moeder) gebruikt in plaats van het
woord pater (vader). Gaat door de verminking van de woorden de betekenis niet geheel
verloren, dan is er een waar sacrament. En dit gebeurt meestal wanneer men het einde
van de woorden verminkt, b. v. door te zeggen: « In nomine patrias et filias » (in
plaats van: patris en: filii). Want ofschoon die verminkte woorden uit zichzelf geen
betekenis hebben, toch hebben ze een betekenis verworven door het gebruik. En die
betekenis blijft dezelfde, hoewel de klank van de woorden verandert. Het verschil
tussen de verminking van de wortel of van het einde van de woorden komt hieruit voort,
dat in het Latijn de verandering van de wortel de betekenis verandert; doch een verandering
op het einde van de woorden verandert meestal het mede-betekende. In het Grieks echter
verandert het mede-betekende ook wanneer men de wortel van de woorden verandert, nl.
in de verbuigingen. Men moet er echter vooral op letten, in hoever de woorden verminkt
worden want in beide gevallen kan die verminking zó gering zijn, dat ze de betekenis
van de woorden niet wegneemt, of zó groot, dat ze het wel doet. Het ene geschiedt
het meest door een verminking van de wortel van de woorden, het andere door een verminking
op het einde van de woorden.
Articulus 8. Is het Sacrament een teken?
Ad octavum sic proceditur. Videtur quod nihil liceat addere verbis in quibus consistit
forma sacramentorum. Non enim minoris sunt necessitatis huiusmodi verba sacramentalia
quam verba sacrae Scripturae. Sed verbis sacrae Scripturae nihil licet addere vel
minuere, dicitur enim Deut. IV, non addetis ad verbum quod vobis loquor, nec auferetis
ab eo; et Apoc. ult., contestor omni audienti verba prophetiae libri huius, si quis
apposuerit ad haec, apponet super eum Deus plagas scriptas in libro isto; et si quis
diminuerit, auferet Deus partem eius de libro vitae. Ergo videtur quod neque in formis
sacramentorum liceat aliquid addere vel minuere. (IIIa q. 60 a. 8 arg. 1)
1 — Men beweert, dat men niets mag toevoegen aan de woorden, die de vorm zijn van de sacramenten.
De sacramentele woorden immers zijn niet minder nodig dan de woorden van de Heilige
Schrift. Welnu het is verboden aan de woorden van de Heilige Schrift iets toe te voegen
of er iets van weg te laten. We lezen immers in Deuteronomium (4, 2): « Gij zult niets
toevoegen aan wat ik tot u gesproken heb, en gij zult er ook niets van weg laten ».
En het Boek van de Openbaring zegt(22, 18-19): « Ik betuig aan ieder, die de woorden
hoort van de profetie van dit boek: zo iemand er iets aan toevoegt, dan zal God hém
toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven Werden. En zo iemand iets afneemt
van de woorden van dit boek van de profetie, dan zal God hém afnemen van zijn deel
van de hoornen van de Levens. » Het is dus duidelijk, dat men ook aan de vorm van
de sacramenten niets mag toevoegen of er niets van weg mag laten.
Praeterea, verba se habent in sacramentis per modum formae, ut dictum est. Sed in
formis quaelibet additio vel subtractio variat speciem, sicut et in numeris, ut dicitur
in VIII Metaphys. Ergo videtur quod, si aliquid addatur vel subtrahatur a forma sacramenti,
non erit idem sacramentum. (IIIa q. 60 a. 8 arg. 2)
2 — De woorden zijn voor de sacramenten als de vorm er van, zoals (in het vorig Artikel)
gezegd werd. Welnu wanneer men aan een vorm iets toevoegt of er iets van weg laat,
dan verandert de soort, zoals het ook gebeurt voor de getallen, zoals gezegd wordt
in het 8e Boek van de Metafysica (7e B., 3e H., ne 8). Wanneer men dus iets toevoegt
aan de vorm van de sacramenten of er iets van weg laat, dan is het niet meer hetzelfde
sacrament.
Praeterea, sicut ad formam sacramenti determinatus numerus dictionum requiritur, ita
etiam requiritur determinatus ordo verborum, et etiam orationis continuitas. Si ergo
additio vel subtractio non aufert sacramenti veritatem, videtur quod pari ratione
nec transpositio verborum, aut etiam interpolatio pronuntiationis. (IIIa q. 60 a. 8 arg. 3)
3 — Zoals tot de vorm van de sacramenten een zeker getal uitspraken nodig is, zo ook is
er een bepaalde volgorde vereist, alsook dat de woorden worden uitgesproken zonder
onderbreking. Indien dus toevoeging of weglating de geldigheid van de sacramenten
niet wegneemt, dan zal om dezelfde reden ook de verplaatsing van de woorden of het
inschakelen van andere woorden die geldigheid niet wegnemen.
Sed contra est quod in formis sacramentorum quaedam apponuntur a quibusdam quae ab
aliis non ponuntur, sicut Latini baptizant sub hac forma, ego te baptizo in nomine
patris et filii et spiritus sancti; Graeci autem sub ista, baptizatur servus Christi
n. in nomine patris, et cetera. Et tamen utrique verum conferunt sacramentum. Ergo
in formis sacramentorum licet aliquid addere vel minuere. (IIIa q. 60 a. 8 s. c.)
Daartegenover echter staat, dat in de vorm van de sacramenten sommige woorden hier
voorkomen, elders niet voorkomen. Zo doopt men in de Latijnse ritus door de woorden:
« Ik doop u in de naam van de Vader, van de Zoon, en van de Heilige Geest. » In de
Griekse ritus echter doopt men door de woorden: « De dienaar van Christus N... weze
gedoopt in de naam van de Vader, enz. » en toch wordt het doopsel in beide gevallen
op geldige wijze toegediend. Het is dus wel toegelaten iets aan de vorm van de sacramenten
toe te voegen of er iets van weg te laten.
Respondeo dicendum quod circa omnes istas mutationes quae possunt in formis sacramentorum
contingere, duo videntur esse consideranda. Unum quidem ex parte eius qui profert
verba, cuius intentio requiritur ad sacramentum, ut infra dicetur. Et ideo, si intendat
per huiusmodi additionem vel diminutionem alium ritum inducere qui non sit ab Ecclesia
receptus, non videtur perfici sacramentum, quia non videtur quod intendat facere id
quod facit Ecclesia. Aliud autem est considerandum ex parte significationis verborum.
Cum enim verba operentur in sacramentis quantum ad sensum quem faciunt, ut supra dictum
est, oportet considerare utrum per talem mutationem tollatur debitus sensus verborum,
quia sic manifestum est quod tollitur veritas sacramenti. Manifestum est autem quod,
si diminuatur aliquid eorum quae sunt de substantia formae sacramentalis, tollitur
debitus sensus verborum, et ideo non perficitur sacramentum. Unde Didymus dicit, in
libro de spiritu sancto, si quis ita baptizare conetur ut unum de praedictis nominibus
praetermittat, scilicet patris et filii et spiritus sancti, sine perfectione baptizabit.
Si autem subtrahatur aliquid quod non sit de substantia formae, talis diminutio non
tollit debitum sensum verborum, et per consequens nec sacramenti perfectionem. Sicut
in forma Eucharistiae, quae est, hoc est enim corpus meum, ly enim sublatum non tollit
debitum sensum verborum, et ideo non impedit perfectionem sacramenti, quamvis possit
contingere quod ille qui praetermittit, peccet ex negligentia vel contemptu. Circa
additionem etiam contingit aliquid apponi quod est corruptivum debiti sensus, puta
si aliquis dicat, ego te baptizo in nomine patris maioris et filii minoris, sicut
Ariani baptizabant. Et ideo talis additio tollit veritatem sacramenti. Si vero sit
talis additio quae non auferat debitum sensum, non tollitur sacramenti veritas. Nec
refert utrum talis additio fiat in principio, medio vel fine. Ut, si aliquis dicat,
ego te baptizo in nomine Dei patris omnipotentis, et filii eius unigeniti, et spiritus
sancti Paracleti, erit verum Baptisma. Et similiter, si quis dicat, ego te baptizo
in nomine patris et filii et spiritus sancti, et beata virgo te adiuvet, erit verum
Baptisma. Forte autem si diceret, ego te baptizo in nomine patris et filii et spiritus
sancti et beatae virginis Mariae, non esset Baptismus, quia dicitur I Cor. I, nunquid
Paulus pro vobis crucifixus est? Aut in nomine Pauli baptizati estis? Sed hoc verum
est si sic intelligatur in nomine beatae virginis baptizari sicut in nomine Trinitatis,
quo Baptismus consecratur, talis enim sensus esset contrarius verae fidei, et per
consequens tolleret veritatem sacramenti. Si vero sic intelligatur quod additur, et
in nomine beatae virginis, non quasi nomen beatae virginis aliquid operetur in Baptismo,
sed ut eius intercessio prosit baptizato ad conservandam gratiam baptismalem, non
tollitur perfectio sacramenti. (IIIa q. 60 a. 8 co.)
In al de veranderingen, die aan de vorm van de sacramenten kunnen worden aangebracht,
moeten we twee dingen beschouwen. Het eerste heeft betrekking op hem, die de woorden
uitspreekt, en wiens inzicht vereist wordt voor de geldigheid van de sacramenten,
zoals later zal worden aangetoond (64e Kw., Art. 8). Is het zijn bedoeling om, door
iets toe te voegen of weg te laten, een andere ritus in te voeren die niet door de
H. Kerk erkend wordt, dan is het sacrament ongeldig, want in dat geval heeft de bedienaar
de bedoeling niet, om te doen wat de Kerk doet. Het tweede wat men moet beschouwen,
heeft betrekking op de betekenis van de woorden. In de sacramenten immers bewerken
de woorden datgene wat ze betekenen, zoals vroeger gezegd werd (vorig Artikel: 1e
Antw.). Men moet dus nagaan of de vereiste betekenis van de woorden door de aangebrachte
verandering wordt weggenomen, want in dat geval is het duidelijk, dat het sacrament
ongeldig is. Daarom zegt Didymus in zijn Boek Over de Heilige Geest (2e B.; onder
de werken, die aan Hieronymus worden toegeschreven): « Als iemand bij het dopen een
van die namen moest weglaten (nl. van de Vader, de Zoon of de Heilige Geest) dan is
het doopsel ongeldig ». Doch als men iets weglaat wat niet toebehoort tot de zelfstandigheid
van de vorm, dan neemt die weglating de vereiste betekenis van de woorden niet weg,
en verhindert dit niet de geldigheid van het sacrament. De Eucharistische vorm b.
v. is: « Want dit is mijn lichaam », moest men het woordje « want » overslaan, dan
neemt men de vereiste betekenis van de woorden niet weg en wordt bijgevolg de geldigheid
van het sacrament niet verhinderd, alhoewel hij die de woorden overslaat, kan zondigen
door zorgeloosheid of misprijzen. Gaat het over een toevoeging, dan kan het ook gebeuren,
dat men de betekenis wegneemt, zoals wanneer iemand moest zeggen: « ik doop u in de
naam van de grotere Vader, en van de kleinere Zoon » zoals de Arianen deden. Zulke
toevoeging maakt het sacrament dan ook ongeldig. Wanneer echter de toevoeging de vereiste
betekenis niet wegneemt, dan blijft het sacrament geldig. Het komt er ook niet op
aan, of er iets toegevoegd wordt in het begin, in het middenn, of op het einde van
de woorden. Moest b. v. iemand zeggen: « Ik doop u in de naam van God de Vader almachtig,
van de eniggeboren Zoon, en van de Heilige Geest de trooster », dan zou het sacrament
geldig zijn. En insgelijks wanneer iemand zegt: « Ik doop u in de naam van de Vader,
en van de Zoon en van de Heilige Geest, en de gelukzalige Maagd helpe u dan is het
een waarachtig doopsel. Moest echter iemand zeggen: « Ik doop u in de naam van de
Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, en van de gelukzalige Maagd Maria »,
dan zou het doopsel waarschijnlijk ongeldig zijn, want er staat geschreven in de 1e
Brief aan de Korintiërs (1, 13): « Is Paulus soms voor u gekruisigd, of zijt ge in
zijn naam gedoopt? Die woorden zouden hier toepasselijk zijn, als men het zo begreep,
dat het doopsel wordt toegediend in de naam van de Heilige Maagd, op dezelfde wijze
als in de naam van de Heilige Drievuldigheid, waardoor het doopsel kracht verkrijgt,
want die betekenis zou strijdig zijn met het ware geloof en zou bijgevolg de geldigheid
van het sacrament verhinderen. Wanneer men die toevoeging echter zo verstaat, dat
de naam van de Heilige Maagd niets uitwerkt in het doopsel, maar opdat hare voorspraak
de gedoopte helpen zou om de genade van het doopsel te bewaren, dan zou het doopsel
geldig voltrokken worden.
Ad primum ergo dicendum quod verbis sacrae Scripturae non licet aliquid apponere quantum
ad sensum, sed quantum ad expositionem sacrae Scripturae, multa verba eis a doctoribus
apponuntur. Non tamen licet etiam verba sacrae Scripturae apponere ita quod dicantur
esse de integritate sacrae Scripturae, quia hoc esset vitium falsitatis. Et similiter
si quis diceret aliquid esse de necessitate formae quod non est. (IIIa q. 60 a. 8 ad 1)
1 — Men mag aan de woorden van de Heilige Schrift niets toevoegen, wat de betekenis zou
veranderen; doch om de Heilige Schrift te verklaren werd er door de leraren veel aan
toegevoegd. Ook mag men niet beweren, dat wat men aan de Heilige Schrift toevoegt,
tot de Schrift zelf behoort, want, dan zou men ze vervalsen. Zo ook zou het een vervalsing
zijn, wanneer men beweerde dat sommige woorden, die tot de vorm van de sacramenten
niet behoren, er een noodzakelijk bestanddeel van zijn.
Ad secundum dicendum quod verba pertinent ad formam sacramenti ratione sensus significati.
Et ideo, quaecumque fiat additio vel subtractio vocum quae non addat aliquid aut subtrahat
debito sensui, non tollitur species sacramenti. (IIIa q. 60 a. 8 ad 2)
2 — De woorden behoren tot de vorm van de sacramenten in zover ze de betekenis verduidelijken.
Wanneer men dus woorden weglaat of toevoegt, die de betekenis volstrekt niet veranderen,
dan blijft de natuur van het sacrament ongeschonden.
Ad tertium dicendum quod, si sit tanta interruptio verborum quod intercipiatur intentio
pronuntiantis, tollitur sensus sacramenti, et per consequens veritas eius. Non autem
tollitur quando est parva interruptio proferentis, quae intentionem et intellectum
non aufert. Et idem etiam dicendum est de transpositione verborum. Quia, si tollit
sensum locutionis, non perficitur sacramentum, sicut patet de negatione praeposita
vel postposita signo. Si autem sit talis transpositio quae sensum locutionis non variat,
non tollitur veritas sacramenti, secundum quod philosophus dicit quod nomina et verba
transposita idem significant. (IIIa q. 60 a. 8 ad 3)
3 — Wanneer de onderbreking het inzicht van de bedienaar doet verloren gaan, dan vervalt
ook de geldigheid van het sacrament. niet echter wanneer de onderbreking noch het
inzicht van de bedienaar, noch de betekenis van de woorden wegneemt. Hetzelfde mag
gezegd worden van de plaatsing van de woorden; wordt de betekenis van de woorden er
door weggenomen dan is het sacrament ongeldig zoals blijkt als men de sacramentele
formule doet voorafgaan of doet volgen door een ontkenning. wordt door de verplaatsing
de betekenis niet veranderd, dan blijft het sacrament geldig, omdat, zoals de wijsgeer
zegt in het IIe Boek van zijn werk « Over het Oordeel » (10e H., nr 13), namen en
woorden, die verplaatst worden, dezelfde betekenis behouden.